Vanaf 2022 worden de budgetten loonkostensubsidie (LKS) over gemeenten verdeeld op basis van realisatie. Daarmee worden gemeenten aangemoedigd om het instrument loonkostensubsidie vaker in te zetten en kunnen meer mensen die vallen binnen de doelgroep banenafspraak of die zijn aangewezen op beschut werk aan het werk komen. De gewenste financiële prikkel werkt meteen, omdat wat gemeenten vanaf komend jaar aan loonkostensubsidie inzetten al van invloed is op hun budget vanaf 2022.
Loonkostensubsidies worden momenteel gefinancierd uit het macrobudget Participatiewetuitkeringen. Daar is bij invoering van de Participatiewet voor gekozen, omdat gemeenten met de inzet op loonkostensubsidie konden besparen op de bijstandsuitgaven.
Van de huidige financieringswijze kunnen negatieve prikkels uitgaan voor de inzet van loonkostensubsidie voor mensen met een lage loonwaarde en mensen zonder uitkering (niet-uitkeringsgerechtigden). Bij inzet van loonkostensubsidie voor niet-uitkeringsgerechtigden is er immers geen bijstandsuitkering waarop bespaard kan worden. Voor mensen met een lage loonwaarde wordt bij inzet van loonkostensubsidie weliswaar bespaard op de uitkering, maar weegt de besparing niet op tegen de kosten van de inzet van loonkostensubsidie. Ook kunnen gemeenten er financieel baat bij hebben om personen te bemiddelen naar deeltijd dienstbetrekkingen. Dergelijke financiële afwegingen staan haaks op de centrale beleidsdoelstelling: mensen zoveel mogelijk laten participeren.
Het Centraal Plan Bureau (CPB) concludeert dat van een verdeling van middelen voor loonkostensubsidies op basis van gerealiseerde uitgaven een positief werkgelegenheidseffect uitgaat. Verder verwacht het CPB een lichte stijging van de uitgaven, gebaseerd op het saldo van extra uitgaven aan loonkostensubsidies en meer besparingen op bijstandsuitkeringen. De lichte stijging van de uitgaven slaat neer bij het Rijk.